maandag 27 juni 2016

ANTOINETTE&HULLIYAH

---
Antoinette&Hulliyah
---

Gelukkig. Eindelijk was daar de oproep voor het vrijdaggebed. Ze keek uit het raam of ze Mo al richting moskee zag lopen. Ongeduldig had zij de hele ochtend gewacht op dit moment. Sterker; haar gehele week stond in het teken van wachten. En wachten duurt lang als je radeloos bent en slachtoffer van verboden liefde.
Ze wist dat in luttele minuten haar tweede mobiel zou afgaan. Ze wist ook dat ze de komende uren vrij zou zijn van Mo, haar man. Die gaat na zijn bezoek aan de moskee verbazingwekkend genoeg helemaal haram en keert meestal pas diep in de nacht beschonken en boos terug uit de stad.
Dit waren de enige uren waarin Mo Hulliyah niet in de gaten hield. En God wist hoe huzurlu zij daar van werd.
Ze liep, zoals altijd toch enigszins schuldbewust, naar de badkamer waar zij zich voor de spiegel ontdeed van haar hoofddoek. Daarna zocht zij in het boudoir, onderin de kaptafel naar haar make-up. Binnen enkele minuten veranderde zij van ingetogen en volgzame vrouw in haar vrije equivalent. Antoinette zou zo bellen wist ze, en dan wilde zij gereed zijn. Geen minuut zou ze verspillen.
Het was drie jaar geleden dat zij haar op de drukke zaterdagmarkt letterlijk tegen het lijf was gelopen. Sindsdien was niets meer zoals het ooit was.

Tegen haar uithuwelijking had zij zich alleen in eerste instantie verzet. Toen ze merkte dat ze haar moeder daar veel verdriet mee deed en mannelijke familieleden haar zelfs dreigden met uitsluiting, had ze die strijd opgegeven. Ze vond zichzelf ook een afvallige, slechte moslima. Wist zij toen veel? Ze wilde niet als psychiatrisch ziek te boek staan in haar gemeenschap. Ze kon niet zonder haar zussen, nichtjes en neefjes. Juist hier in het vrije Nederland had zij ze nodig als een winterjas tegen de kou.
Ze hield van haar cultuur maar niet van die eeuwige sociale controle. Als zij veel optrok met haar zusje lieten de mannen haar grotendeels met rust. In de veronderstelling verkerend dat zij elkaar dan corrigeerden en bewaakten met betrekking tot al te vrije levensopvattingen. Ze wist dat zij het zo slecht nog niet had.
Antoinette echter, had alle zekerheden die zij dacht te hebben in een oogopslag van tafel geveegd en daarmee antwoord gegeven op de zeurende levensvragen die Hulliyah al zolang het geluk ontnamen. Omdat zij niet begreep wat er achter schuilde. Omdat zij wel van seks wist en dit zelfs regelmatig passief onderging, maar de hele heisa er omheen nooit heeft begrepen. Ze voelde nooit iets. Hooguit pijn. Mannen waren een vanzelfsprekendheid voor haar maar nooit had zij zichzelf kunnen betrappen op warme gevoelens. De ophef over liefde en trouwen had zij daarom altijd als overdreven beschouwd. Als een verplichting.
Hoe anders was haar thuiskomen bij Antoinette geweest. Het bonzen van haar hart, de blos op haar wangen, het ongegeneerd blij zijn. Was dit nu wat haar cultuur als verwerpelijk zag? Hoe was dat mogelijk? Haar hele lichaam en ziel straalden het tegenovergestelde uit. Ze voelde zich meer thuis bij Antoinette dan bij Allah. En dat gegeven baarde haar niet eens veel zorgen. Geen Imam kon haar ervan overtuigen dat dit wat zij voelde haram zou zijn, slecht! Daarvoor was het simpelweg te overweldigend. Te echt. En te mooi.
Terwijl ze de laatste hand legt aan haar kapsel, gaat in het keukenkastje haar verborgen tweede telefoon over. Ze zweeft naar de keuken in opperste verrukking. Ze is weer precies op tijd, haar Antoinette.


donderdag 23 juni 2016

DE LAATSTE MIDDAG VAN VANILLE-MAMA



"JUIST OP HET MOMENT DAT HAAR LIPPEN ZICH KLEEFTRAAG OPENDEN OM DAARMEE HAAR ONGENOEGEN OVER MIJ HEEN TE SPUGEN, STRUIKELDE ZIJ"

De Laatste Middag Van Vanille-Mama.

'Ik ga haar NU direct schrijven dat zij ver over de schreef gaat.' Met gemaakte agressie, die ik herkende van vroeger, schoof zij ruw haar stoel naar achteren en liep naar het kabinetje waar haar schrijfgerei lag. 'Schrijven?' pareerde ik, 'als in pen en papier?' 'Ja!' antwoordde ze driftig, 'dat hele whats-app gedoe, ik heb er maling aan.' Als door een wesp gestoken maaide zij zich een weg door de opgestapelde troep die van haar huis een niet te nemen vesting hadden gemaakt en daardoor haar computer onvindbaar.
Mijn observerende oog viel op haar wiegende loopje. Wiegend, maar bijna militaristisch ritmisch. Lief maar koen. Precies zoals zij altijd van mij wegliep als ik weer eens iets onbetamelijks had uitgevroten en ik stiekem moest lachen om haar onaangekondigde fierheid. Omdat die zo haaks stond op haar alledaagse zelf en ook omdat zij haar opgerolde tong vervaarlijk tussen haar lippen perste ter ondersteuning van haar -toen nog- kortstondige boosaardigheid. Wat bij mij precies het tegenovergestelde effect sorteerde, en niet dat wat zij beoogde.
'Waar is mijn pen?' vroeg zij aan niemand in het bijzonder en trok daarbij de lades van het kastje geïrriteerd open en dicht. 'Waar, verdomme, is mijn pen!'
Ik zocht in de binnenzak van mijn colbert. In mijn linker broekzak, rechter broekzak. Ik kroop zelfs met haar mee over de vloer waar ik en passant ongeopende brieven van mezelf aantrof. En ik schrijf al een jaar of vijf geen brieven meer. Althans, niet op papier.
Beteuterd keek ik op en had daarmee uitzicht op haar donkerbruine plissé rok die vlak voor mij over de grond sluierde. Ergernis drong aan. Ik ging staan en ook zij trok zichzelf op. Zwijgend stonden we een aantal seconden in elkaars gezicht te puffen.
'Moet dit echt nu mama?' probeerde ik te sussen, 'je kunt sowieso beter niets schrijven als je boos bent. Echt ma, dat werkt niet. Kom eerst even tot jezelf.' Furieus schoten haar ogen vuur: 'Tot mezelf? Tot mezelf?? Ik BEN mezelf! Ik zal...ik wil...ik moet die hooischelf terechtwijzen! Anders loopt ze over me heen.'
En daar ging ze weer; op de knieën, zoekend naar het enige communicatiemiddel welke zij dacht te kunnen vinden en gebruiken. Toen zij vlak voor mij stond en ik niet anders kon dan aanschouwen, was mij al opgevallen dat ze dikke wallen onder de ogen had. Als een bedompte schilderijlijst haar groene ogen aan het zicht onttrekkend. Ze had nog wel mascara gebruikt had ik gezien, en volgens mij ook camouflage crème. Desondanks kon zij de tand des tijds niet langer verhullen.
Ooit had ze nog iets aantrekkelijks gehad, op het laatst was het alsof een galspuwend adder zich permanent op haar gelaat had genesteld. Voor een zoon onooglijk onaangenaam . Ze deed me rillen, de misantroop.
Ze rook naar bessenjenever en haar lippen plakten aan elkaar. Het was maar moeilijk voor te stellen dat deze lippen wellicht aanleiding waren geweest voor mijn verwekking nadat ze zinnelijk en uitdagend mijn vader hadden geprikkeld net zolang tot hij zijn plicht, het leveren van nageslacht, vervulde.

'Mam,' probeerde ik, 'is het misschien een idee dat ik eerst even bel en vraag of zij het zo bedoeld heeft, lijkt je dat wat?' Ik zei wel vaker gekke dingen op ongepaste momenten. Tenminste, dat vond zij. En nu was ik werkelijk te ver gegaan! Ik zag de spieren in haar wang samentrekken en juist op het moment dat haar lippen zich kleeftraag openden om daarmee haar ongenoegen over mij heen te spugen, struikelde zij over een stapel oude Mijn-Geheimen. Die las ze vroeger vaak. Het vaakst in de zomer. Op die ene zeldzame dag in het jaar dat we met de trein naar het strand gingen was mijn moeder onbereikbaar door de geheimen van anderen. Liefdesgeheimen uitgespeld in een armetierig tijdschriftje. Ook toen leidde het af.
'Nee, dat doe je niet,' hoorde ik haar stem, gebroken maar schel; 'help me overeind en ga een pen kopen. Hoor je? Een pen!' Haar pezige hand voelde koudbloedig aan en ik hoorde het een en ander kraken terwijl ik haar optrok. Als ik haar los had gelaten zou ze in elkaar zijn gestort als een kaartenhuis. Ik zag haar al liggen daar, met haar eigen geheimen tussen al die andere op het hoogpolig jaren-zeventig vloerkleed. Ik gunde het mezelf, maar nog niet genoeg.
Pietje-preciezerig had zij in haar knip gezocht naar een euro voor een pen. Geen twee euro, geen halve, nee; een hele euro! Er is een periode geweest dat zij helemaal niet zo vrekkig scheen, lang geleden, toen zij nog naar vanille rook en altijd leek te lachen. Dat was ruim voordat mijn vader had bekend meerdere lakens te delen.
Alsof ik daar iets aan kon doen.

Altijd als ik door mijn oude buurt loop schiet ik in mijn "jongetjes-rol." Zo ook toen. Als ik langs de snoepwinkel loop van de man die toen ineens dood bleef, voel ik nog immer mijn medelijden met de weduwe. Ook weet ik dat ik er, zogenaamd terloops, snoep kocht. Slechts om te kunnen zien of zij er verdrietig uitzag -wat zij me door het dragen van een zonnebril overigens belette- of huilde.
Ik ruik tijdens het voorbijgaan nog steeds de zwart wit poeder. Altijd! Al zit er allang een groenteboer in het pand. Als ik bij het speelplein felle kinderstemmen ontwaar krimp ik in elkaar. Die keer ook. Het is onbetwist een pavlovse reactie en die gedachte kalmeert. Toch grijpt het me. Steeds opnieuw. Ik schoot daarom snel de eerste de beste detailhandel binnen en kocht drie Bic-pennen voor een euro. Mama kon trots zijn en snel liep ik weer terug naar het ouderlijk nest.
Ik stak net de sleutel in het slot van de voordeur en, geloof het of niet, wie kwam daar toevallig de trap aflopen? Bert! Bert is mijn oude buurjongen die nog steeds bij zijn verstandelijk-beperkte ouders woont. Precies onder mijn moeder's flat. In het verleden hebben we heel wat overlast ervaren van dit gezin. Vooral omdat de vader van het gezelschap dacht opera-zanger te zijn. Wat niet zo was. Ik opende de deur. 'Hee, Bert, jongen. Alles goed met jou?' Ik klopte joviaal zijn schouder. Hij glom. 'Goed ja' glimlachte hij; 'dus..'
'Nee, dus niets,' gebood ik mij te zeggen; 'ik ben bij mijn moeder op bezoek. Moest even een, eh, boodschap doen, dusse, beetje haast.'
Ik geef grif toe: erg vriendelijk was ik niet. Maar als Bert dus "dus" zegt, weet ik wat er komt. En daar heeft niemand iets aan. Oeps, doe ik het weer!
Misschien begrijp je het beter als ik je vertel dat een van mijn laatste echte ontmoetingen met Bert, jaren geleden alweer, uitliep op een emergency-zaak van allure. Voor ik het wist stond ik in het appartement onder het onze, of beter, onder mijn moeders woning, een sondevoeding-slang uit zijn vader's neus te trekken omdat die, volgens onze paniekerige Bert, leek te stikken. Even later bleek het een simpele slik-reflex te zijn geweest en had ik ondertussen al wel een half portie verteerde sonde-voeding over me heen gekregen en een trauma voor het leven opgedaan. Ik wilde vroeger altijd in de zorg werken, daar was ik gelijk klaar mee. En met Bert eigenlijk ook. Bert heeft dat nooit goed aangevoeld. In de loop der tijd is toen uit beleefdheid dit repeterende toneelstukje ontstaan. We kwamen elkaar nu eenmaal weleens tegen.
Ik rende de trap op naar boven om me aan het drama te onttrekken maar hij riep me na: 'He, ik hoorde even geleden een doffe dreun boven, wasda?' Als een lodderig varken, wachtend op vreten, keek hij mij wazig-vragend aan. 'Dat was mijn moeder Bert,' reageerde ik geïrriteerd, 'ze viel zojuist dood neer, nou goed?' Ik klom verder naar boven, zijn geschrokken hoofd negerend. 'Dood?' murmelde hij. Wist ik veel dat ik Bert onbewust als eerste inlichtte over iets wat ik zelf nog niet weten kon. Dat ik op dat moment een ziener bleek, drong heel veel later pas tot mij door, en niet op het moment dat ik haar daadwerkelijk aantrof. Levenloos.

Op haar begrafenis is er bijna niemand op komen dagen. Ook Ellie niet, mijn zus en de veroorzaakster van mama's laatste woede-aanval. Ik heb haar nog verteld dat ma redelijk reageerde op het nieuws dat zij nu een Antilliaanse vriend heeft, omdat de waarheid te pijnlijk zou zijn. Maar ook omdat ik geen enkele behoefte had om na te trappen. Ik heb Ellie zelfs verteld, hoe onwaar, dat mama blij voor haar was en graag inging op de vraag om mee te betalen aan de verloving die in Willemstad moest plaatsvinden.
Toch was mijn zus er niet.
Ikzelf heb mij na het vinden van haar lichaam, het opruimen van braaksel, het bellen van de politie en het geruststellen van Bert -en de hele santenkraam die in werking treed na een overlijden- uit eigenbelang verzoend met mama. Of, eerlijk gezegd, met vanille-mama. Alleen over haar zal ik nog vertellen. Over hoe zij ooit rook en lachte. De rest fantaseer ik er gewoon bij, of laat ik creatief weg. Zij, wordt mijn geheim!



FRANK&EDDO

Frank en Eddo

Hij wist het best. Instinctmatig wist hij best dat hij beter kon zwijgen over zijn verleden. Dus keek hij naar buiten terwijl hij met zijn gedeeltelijk intacte linkerhand roerde en roerde in het kopje thee dat voor hem op tafel stond. Zoals elke middag om 14.00u. Zo meteen, om 14.20u, wordt het kopje nog vol weer weggehaald. Het lepeltje beroeren gaat net, het kopje optillen lukt niet maar wordt door het leeuwendeel van het personeel in de revalidatiekliniek waar hij verblijft niet opgemerkt. In bed krijgt hij met de tuitbeker drank toegediend. In het begin vond hij dat vreselijk. Nu moet hij er af en toe zelfs om lachen als hij zich bedenkt hoe Frank, met zijn eeuwige zwarte humor, zich ongetwijfeld in de broek had gepist als hij hem zo had zien liggen. Met die tuit aan zijn mond die geleegd werd door een flinke, kordate verpleegster.
Maar de twee uur per dag die hij nu in zijn rolstoel mag doorbrengen, ziet hij alleen maar verplegend personeel langs rennen of druk pratend in het kantoor zitten. Ongetwijfeld zaken op leven en dood besprekend. Dat kopje thee schiet er dus meestal bij in. Maar hij zeurt nooit. Dat werkt alleen maar in je nadeel is zijn ervaring inmiddels.
Als Frank er nog was geweest zou hij met hem naar buiten gegaan zijn om lekker Belgisch bier te drinken. Of om gewoon langs de slootkant te zitten. Samen, luisterend naar het luidruchtig communiceren der kikker-achtigen.
Maar Frank is er al een tijd niet meer. Zes jaar geleden gleed hij uit op de trap, viel en brak zijn nek. In 1 klap eindigde daar op de grond een hartstochtelijke vriendschap waarvan zelfs het woord liefde de lading niet dekt.
Door zijn afasie kan hij moeilijk communiceren met het personeel. Hij is daarom gestopt met ingaan op vragen over zijn 'vrouw en kinderen'.
Er was er ooit wel eentje geweest die het door had gehad. Die begreep wat de roze driehoek op het kaartenbord betekende. Althans, dat het voor homoseksualiteit stond. Diegene, Marieke, maakte altijd flauwe en ontregelende grapjes over homo's. Vooral de kleur roze vond zij een perfecte 'trutkleur' voor 'die nichten'.
Hij moest daar meestal om janken maar door zijn CVA ging hij dan juist lachen. Onbedaarlijk zelfs, wat het misverstand alleen maar groter maakte.
Wat had hij graag uitgelegd dat de kleur roze niet door de homo-gemeenschap is geadopteerd om het meisjesachtige. Nee, de roze driehoek was het symbool voor homo's in de kampen tijdens wereldoorlog twee. Zoals de gele ster gedragen moest worden door joden. Dat de homo-gemeenschap daarom die kleur heeft omarmd als symbool in de strijd tegen uitsluiting en vooroordelen. Dat daar niets kneuterigs aan is.
Maar als hij al probeerde een begin te maken aan een goedlopende zin, werd hij meestal bruut onderbroken door de alarmbel van Marieke die zich daarna altijd haastig uit de voeten maakte; druk, druk, druk.
Plots werd zijn gedachtegang verstoord.  Ruw werd het lepeltje waarmee hij in zijn thee roerde uit zijn hand getrokken en de rolstoel richting slaapkamer gereden. Hij liet het gebeuren. Zo dadelijk, terug in bed, had hij in ieder geval weer uitzicht op de foto van hun late huwelijk. Kon hij zien dat het allemaal echt geweest was. Kon hij voelen wat hij wilde. Bezoek en personeel hadden gedacht dat de foto een kunstwerk was. Een soort van hippe pop-art, aangezien hij wel een moderne, afwijkende smaak had. Ook deze gedachtegang had hij nooit tegengesproken. Hij vond het inmiddels best. Dan maar pop-art! Maar wel zijn pop-art, van zijn huwelijk in 2003 met Frank.
Frank en Eddo, always and forever.
Nadat dit keer de broeder hem met de tillift in bed had gehesen en zijn katheter had geleegd vroeg deze; 'radio aan?'... Hij had ja geknikt. Maar de broeder was al weer weg

BRUSSELS KRISTAL

Brussels Kristal

Tergend langzaam zet hij met zwart kohlpotlood een dun lijntje onder de wimperrand van beide ogen.
Soms doet hij dat ook wel op de waterlijn maar daar krijgt hij van die priemend kleine oogjes van. Niet bepaald nodig gezien zijn half-Indonesische genenpoel.
In plaats van meer expressie gaf dat hem, naar eigen zeggen, de uitstraling van een oude verbouwde Hollywoodster die ook nog allergisch is voor katten.
Ik vind het steeds weer fascinerend, de gedaanteverwisseling die zich onder mijn ogen voltrekt. En wanneer hij als klap op de vuurpijl zijn pruik opzet en mij via de spiegel een knipoog geeft, kan ik niet anders dan hem benijden om zijn trotse lef.
Ook al is hij wat grof gebouwd en nog steeds niet helemaal van zijn baardgroei verlost, zou een vreemde hem zeker beschouwen als vrouw.
Zonder enige twijfel.

Hoewel ik hem al ken vanaf de jaren zeventig, toen we samen op de vorkheftruck reden bij een grote visafslag, had ik dit never nooit niet kunnen bedenken. Jaap? De Jaap die altijd de duidelijk homoseksuele ploegchef in de zeik nam? De Jaap die behoorlijk rolbevestigend zware Van Nelle rookte en niet echt uitblonk in vrouwvriendelijkheid? Je had me veel wijs kunnen maken, maar niet dat hij toen al gebukt ging onder zijn gender-identiteit. Sterker; ik heb niet veel gevochten in mijn leven maar met Jaap wel! Het litteken boven mijn linker wenkbrauw herinnert mij daar nog dagelijks aan.
Van zijn trouwdag herinner ik mij nog het meest dat hij de halve avond zoek was en uiteindelijk niemand wist waar meneer de bruidegom uithing. Ook zijn nieuwbakken vrouw niet.
Dat huwelijk, bleek achteraf, zou niet lang duren maar bracht wel twee kinderen voort. Vlak na de geboorte van hun tweede, ook een zoon, zijn wij elkaar uit het oog verloren. Vooral ook omdat ik toen in Portugal mijn vrouw ontmoette. Pas tien jaar geleden keerde ik terug. Alleen.

Het is alweer zeven jaar geleden dat ik op een donkere, stormachtige herfstavond gebeld werd.
Ik geloof dat het op een zondag was. Ik had Jaap jaren niet gesproken of gezien maar ik hoorde direct aan zijn stem dat er iets aan de hand was. Iets waar ik mijn vinger niet op kon leggen. Jaap heeft altijd veel gerookt en misschien had die verslaving inmiddels zijn stem aangetast? Hij klonk vreemd. Anders..
Nadat alle koetjes en kalfjes het veld hadden geruimd, besloten we om elkaar te ontmoeten. Voor good times sake. We spraken af bij hem thuis in het centrum van Brussel.

In de Dansaertwijk mijn auto parkeren bleek achteraf een peuleschil vergeleken bij wat komen ging. Ik weet nog dat ik dacht dat ik me zeker vergist had in het huisnummer toen een vrouw de deur opende op het adres wat Jaap opgegeven had.
Ik herinner mij ook nog heel goed dat geluid van tikkende naaldhakken achter me aan, nadat ik subiet rechtsomkeert had gemaakt toen langzaam tot mij doorgedrongen was wie er in de deuropening stond.

Ik heb nooit geweten dat een mens zo kan huilen. Schokschouderend en zowat stikkend in overtollig slijm probeerde hij mij tegen te houden. Ik kon niet anders dan mee terug lopen naar zijn appartement en de aangeboden Schotse whisky accepteren.

Na de uitvoering van een taakstraf in een garagebedrijf, zo vertelde hij later aan mij, waarbij tijdens het snoeien van via dakramen naar binnen woekerend geboomte de dakgoot het begeven had waardoor hij dus vijf lange meters naar beneden viel, is de omslag gekomen. Door die val heeft hij drie weken plat moeten liggen omdat er een wervel was gescheurd in zijn onderrug. Al zijn jarenlang weggestopte emoties waren ongecensureerd teruggekomen. Als een klap met een boksbeugel, recht in zijn porum. Die drie weken noemt hij steevast zijn zwangerschapstijd omdat ze zijn wedergeboorte inluidden.
Afkomstig uit een klein vissersdorp en als nazaat van een zwaar protestantse vader, heeft hij in zijn tiende levensjaar bewust een knop om moeten zetten om te kunnen overleven in het aartsconservatieve milieu waar hij toen toe behoorde. Sowieso had hij pas op de kleuterschool geweten dat hij een jongen was. Tot die tijd was hij zich daar helemaal niet van bewust. Hooguit merkte hij soms dat het zijn vader mateloos irriteerde als hij weer eens met de meisjes speelde in plaats van met jongens. Ook toen hij ouder werd en zich realiseerde dat er een etiket op hem was geplakt, merkte hij op dat zijn vader, maar zeker ook zijn moeder, constant zeurde over zijn vermeende hobby's zoals dansen, plaatjes uit vrouwentijdschriften knippen en dagboeken schrijven. Ze konden het slechts vermoeden, zo heimelijk ging hij er wel mee om, maar een kapot geknipte Libelle veeg je moeilijk onder het tapijt..
Rond zijn dertiende verjaardag was hij zich echt gaan schamen en heeft hij voor zijn omgeving nogal geforceerd zijn mannelijk voorkomen in de uitverkoop gegooid. Dat was de vroege voorloper van de Jaap die ik had leren kennen. En ook van de stoerheid waar iedereen met boter en suiker instonk. De licht criminele, aantrekkelijke praatjesmaker die iedereen voor zich wist te winnen.

Onze trouwdag, twee jaar geleden, zal ik niet licht vergeten. Er kwam niemand. Alleen wij twee. En dat was genoeg!

Hij was na zijn ontpopping al snel iedereen om hem heen kwijtgeraakt. Janine, zijn zeurderige vrouw die ik helaas ook nog gekend heb, heeft hem direct met koffer en al de straat opgegooid. Zijn kinderen, toen acht en zes jaar oud, heeft hij nooit meer gezien. Hij kon niet meer in zijn geboortedorp komen zonder dat er krassen in de lak van zijn auto werden gekerfd.
Hij had er sowieso niets meer te zoeken. Toen de resultaten van de hormoonbehandelingen fysiek zichtbaar werden, had zijn vader voor eens en altijd de deur voor hem op slot gedraaid. Hij kwam er niet meer in. Zijn moeder was toentertijd helaas al overleden na een kort, treurig ziekbed en de familie van haar kant woont nu eenmaal in Indonesië.
Overigens; waarschijnlijk is het ook zo dat zij niet op hem zaten te wachten.

Wachten deed hij wel! Al die jaren. En al die gesprekken met artsen, psychologen en andere peuten, hadden hem regelmatig bijna doen opgeven. Hij was ook zeker jaloers geweest op al die jonge hedendaagse voorbeelden van de televisie.
Ergens vond hij zichzelf te oud. En ergens voelde hij zich niet serieus genomen. Door niemand niet.
Het heeft hem zeker vijftien jaar gekost om 'Daphne' te worden. De hormoonkuren waren bovendien niet misselijk. En het vele eenzame wachten was soms vreselijk. Van die vijftien jaar was hij er negen zo goed als alleen geweest en pas na die tijd ontdekte hij zijn lotgenoten en ging hij uit, kreeg vriendinnen en een beetje meer respect. Dientengevolge kwam er toen bij hem ook wat meer geduld en levenslust terug.

Toen ik eenmaal aan haar verschijning gewend was geraakt merkte ik voor mezelf op dat ik deze vriendschap stiekem erg gemist had. Man of vrouw, het blijft toch de persoon waarmee ik zoveel magische lol en ook doffe ellende heb beleefd. Onze band was altijd al vrij bijzonder geweest. Ook als 'mannen' onderling zijnde.
Natuurlijk heb ik toen nooit gezien hoe mooi hij was. Niet zoals ik nu wel kan zien hoe prachtig ze is. Echt, ontdaan van alle masculiniteit is ze haar perfecte zelf geworden.
De eerste jaren na onze herontmoeting werden we al snel weer onafscheidelijk. Pas na drie jaar, nu zo'n vier jaar terug, werd ik plotsklaps ziek verliefd. Het was niet langer tegen te houden.

Sinds ons huwelijk, twee jaar geleden in hartje Brussel, is hij voor mij zij. Ook al zal hij pas over ruim een jaar 'echt' Daphne zijn, ze hoort bij mij!

Elke ochtend zit ik erbij als zij zichzelf uitgebreid optut. Vanaf het aantrekken van haar lingerie tot het fatsoeneren van haar pruik. In elke hoedanigheid is mijn nu bijna vijf-en-zestig jarige schat het bekijken waard. Mijn ochtend-voyeurisme stemt haar ondeugend. Ze slooft zich charmant voor me uit. Voor haar blijft het heel bijzonder dat ik van haar hou. Het voelt nog steeds onwennig nieuw.
Dat merk ik als we samen op straat zijn, waar ze wordt beschimpt en nagewezen. Mijn schitterend Brussels kristal doet blijkbaar pijn aan de ogen. Ik pak daarop altijd troostend haar hand vast, maar haar diep gekwetste ego zal ik jammerlijk genoeg nooit geheel kunnen omvatten.

Dat raakt!

...

...



ALS SALAMANDERS

Als Salamanders (het verhaal van Anass)

Daar achter de bergen, die in hun eenzame kracht het achtergronddecor vormen voor het schrale landschap waar hij zich begaf, daar had hij ooit vrijheid geroken. Ook toen had hij zich, ten einde raad, een weg gebaand tussen de netelachtigen en ander onkruid door. Hij moest zich inhouden om niet te krabben aan de jeukende bulten op zijn benen. Geradbraakt zocht hij een plek om uit te rusten, bij te tanken. En om te ontdekken hoe ver hij inmiddels was.
De verterende zon etste haar logheid in de toch al absorberende leegte die deze dag brandmerkte. Het was niet te doen. Grote, zoutige druppels zweet persten zich uit zijn verstofte poriën en lieten hun sporen na in het poeierige zand. Weldra zouden ze verdampen. Verdwijnen in het niets.
Om toch wat verkoeling en schaduw te ervaren hield hij een grote, breed begroeide tak boven zijn hoofd. Het was tevens zijn camouflage. Misschien een armetierige, maar toch. Het boven zijn macht omhoog  houden van deze groene parasol brak hem onderhand op en uiteindelijk moest hij toch ook ergens slapen, later. Maar tot nu toe zag hij geen geschikte plek om te bivakkeren.
Gisteren, rond deze tijd, waren er wagens met rebellen zijn dorp binnen gereden. Hij had het geluk gehad dat zij pas tegen zonsondergang aankwamen. Zodoende kon hij gebruik maken van de duisternis om te schuilen, het dorp uit te komen, en te vluchten. De droge, muffe wildernis in. Uit pure ontzetting had hij zichzelf bevuild.
Het was een angstaanjagende ontsnapping geweest. Net zoals toen. Hij was toentertijd echter niet alleen, maar met zijn gezinsleden gevlucht. Die waren nu dood. De vrijheid die ze daar achter de bergen hadden geproefd, was hen uiteindelijk fataal geworden. Twee en een halve kilometer van de grens met Libanon verwijderd werden ze verraden en opgepakt. Twee en een halve kilometer!
Hij overleefde omdat hij nog maar elf jaar oud was. Anass werd teruggebracht naar zijn dorp om zich onder dwang aan te sluiten bij de rebellen. Na slechts drie maanden werden die echter verdreven door het leger, en werd het dorp bevrijd.
Er volgde een bevreemdende periode van rouw, angst, woede en hoop. Maar uiteindelijk was hij weer gaan leven. Al bleef de zucht naar echte vrijheid groot. Hij wist immers hoe die rook; reëel!
Nu, drie jaar later, Anass is inmiddels bijna vijftien, is er opnieuw verdeeldheid in zijn land en is ook zijn dorp weer in handen van gewelddadige strijders. En wederom heeft hij geluk gehad.
Morgen, als hij de bergen bereikt, ontmoet hij de mensen die hem naar de verre vrijheid zullen loodsen. Als hij deze keer wel zo fortuinlijk is dan zal hij de zon uiteindelijk weer kunnen omhelzen, liefhebben, in plaats van haar vervloeken.
Dan hoopt hij ook weer eens rustig te kunnen slapen. Om in verre dromen zijn verloren geliefden te ontmoeten. Om de verwaarloosde herinnering aan hen te kunnen aanhalen. En die zou hij verzilveren bovendien. Of in ieder geval: Levend houden.
Ook wil hij bovenal opnieuw kleur zien in plaats van zijn huidige, gitzwarte gedachteloop. Dat is het doel, en dat wordt zijn beloning. Dat heeft hij zichzelf toegezegd.
Deze ochtend was hij bijna gesnapt door onbekenden. Hij had zich ternauwernood in een stilstaand kanaaltje, beneden water, kunnen verschuilen. Als een vis aan de waterrand happend naar lucht.. Het leek alweer lang geleden. Zijn kleding was allang weer opgedroogd en verkleurd door de zon. De vervaalde stof leek op de kleur van het donkergele en uitgedroogde gras. Hij was als een salamander aangepast aan zijn omgeving.

Alsof alle illusie te hoop liep. Zo voelde het toen hij een groepje grote, dikke bomen zag. Sommige dood maar anderen levend. Ze boden in ieder geval wat beschutting. Hier zou hij slapen. Of in ieder geval rusten. Hij kon bijkans niet meer denken, nauwelijks nog lopen. Potentie en zijn scherpzinnigheid hadden hem tot hier gebracht. De hang naar morgen gaf hem overmoed en daadkracht. Zijn hersenschimmen dansten hun tijd ver vooruit. Vrij als zij zichzelf al waanden.
Met op de verre achtergrond het monotone geluid van gevechtsvliegtuigen, echoënd weerkaatst door de bergwanden, fluisterde hij zichzelf in slaap. Schietgebedjes prevelend. Onrustig..