donderdag 23 juni 2016

DE LAATSTE MIDDAG VAN VANILLE-MAMA



"JUIST OP HET MOMENT DAT HAAR LIPPEN ZICH KLEEFTRAAG OPENDEN OM DAARMEE HAAR ONGENOEGEN OVER MIJ HEEN TE SPUGEN, STRUIKELDE ZIJ"

De Laatste Middag Van Vanille-Mama.

'Ik ga haar NU direct schrijven dat zij ver over de schreef gaat.' Met gemaakte agressie, die ik herkende van vroeger, schoof zij ruw haar stoel naar achteren en liep naar het kabinetje waar haar schrijfgerei lag. 'Schrijven?' pareerde ik, 'als in pen en papier?' 'Ja!' antwoordde ze driftig, 'dat hele whats-app gedoe, ik heb er maling aan.' Als door een wesp gestoken maaide zij zich een weg door de opgestapelde troep die van haar huis een niet te nemen vesting hadden gemaakt en daardoor haar computer onvindbaar.
Mijn observerende oog viel op haar wiegende loopje. Wiegend, maar bijna militaristisch ritmisch. Lief maar koen. Precies zoals zij altijd van mij wegliep als ik weer eens iets onbetamelijks had uitgevroten en ik stiekem moest lachen om haar onaangekondigde fierheid. Omdat die zo haaks stond op haar alledaagse zelf en ook omdat zij haar opgerolde tong vervaarlijk tussen haar lippen perste ter ondersteuning van haar -toen nog- kortstondige boosaardigheid. Wat bij mij precies het tegenovergestelde effect sorteerde, en niet dat wat zij beoogde.
'Waar is mijn pen?' vroeg zij aan niemand in het bijzonder en trok daarbij de lades van het kastje geïrriteerd open en dicht. 'Waar, verdomme, is mijn pen!'
Ik zocht in de binnenzak van mijn colbert. In mijn linker broekzak, rechter broekzak. Ik kroop zelfs met haar mee over de vloer waar ik en passant ongeopende brieven van mezelf aantrof. En ik schrijf al een jaar of vijf geen brieven meer. Althans, niet op papier.
Beteuterd keek ik op en had daarmee uitzicht op haar donkerbruine plissé rok die vlak voor mij over de grond sluierde. Ergernis drong aan. Ik ging staan en ook zij trok zichzelf op. Zwijgend stonden we een aantal seconden in elkaars gezicht te puffen.
'Moet dit echt nu mama?' probeerde ik te sussen, 'je kunt sowieso beter niets schrijven als je boos bent. Echt ma, dat werkt niet. Kom eerst even tot jezelf.' Furieus schoten haar ogen vuur: 'Tot mezelf? Tot mezelf?? Ik BEN mezelf! Ik zal...ik wil...ik moet die hooischelf terechtwijzen! Anders loopt ze over me heen.'
En daar ging ze weer; op de knieën, zoekend naar het enige communicatiemiddel welke zij dacht te kunnen vinden en gebruiken. Toen zij vlak voor mij stond en ik niet anders kon dan aanschouwen, was mij al opgevallen dat ze dikke wallen onder de ogen had. Als een bedompte schilderijlijst haar groene ogen aan het zicht onttrekkend. Ze had nog wel mascara gebruikt had ik gezien, en volgens mij ook camouflage crème. Desondanks kon zij de tand des tijds niet langer verhullen.
Ooit had ze nog iets aantrekkelijks gehad, op het laatst was het alsof een galspuwend adder zich permanent op haar gelaat had genesteld. Voor een zoon onooglijk onaangenaam . Ze deed me rillen, de misantroop.
Ze rook naar bessenjenever en haar lippen plakten aan elkaar. Het was maar moeilijk voor te stellen dat deze lippen wellicht aanleiding waren geweest voor mijn verwekking nadat ze zinnelijk en uitdagend mijn vader hadden geprikkeld net zolang tot hij zijn plicht, het leveren van nageslacht, vervulde.

'Mam,' probeerde ik, 'is het misschien een idee dat ik eerst even bel en vraag of zij het zo bedoeld heeft, lijkt je dat wat?' Ik zei wel vaker gekke dingen op ongepaste momenten. Tenminste, dat vond zij. En nu was ik werkelijk te ver gegaan! Ik zag de spieren in haar wang samentrekken en juist op het moment dat haar lippen zich kleeftraag openden om daarmee haar ongenoegen over mij heen te spugen, struikelde zij over een stapel oude Mijn-Geheimen. Die las ze vroeger vaak. Het vaakst in de zomer. Op die ene zeldzame dag in het jaar dat we met de trein naar het strand gingen was mijn moeder onbereikbaar door de geheimen van anderen. Liefdesgeheimen uitgespeld in een armetierig tijdschriftje. Ook toen leidde het af.
'Nee, dat doe je niet,' hoorde ik haar stem, gebroken maar schel; 'help me overeind en ga een pen kopen. Hoor je? Een pen!' Haar pezige hand voelde koudbloedig aan en ik hoorde het een en ander kraken terwijl ik haar optrok. Als ik haar los had gelaten zou ze in elkaar zijn gestort als een kaartenhuis. Ik zag haar al liggen daar, met haar eigen geheimen tussen al die andere op het hoogpolig jaren-zeventig vloerkleed. Ik gunde het mezelf, maar nog niet genoeg.
Pietje-preciezerig had zij in haar knip gezocht naar een euro voor een pen. Geen twee euro, geen halve, nee; een hele euro! Er is een periode geweest dat zij helemaal niet zo vrekkig scheen, lang geleden, toen zij nog naar vanille rook en altijd leek te lachen. Dat was ruim voordat mijn vader had bekend meerdere lakens te delen.
Alsof ik daar iets aan kon doen.

Altijd als ik door mijn oude buurt loop schiet ik in mijn "jongetjes-rol." Zo ook toen. Als ik langs de snoepwinkel loop van de man die toen ineens dood bleef, voel ik nog immer mijn medelijden met de weduwe. Ook weet ik dat ik er, zogenaamd terloops, snoep kocht. Slechts om te kunnen zien of zij er verdrietig uitzag -wat zij me door het dragen van een zonnebril overigens belette- of huilde.
Ik ruik tijdens het voorbijgaan nog steeds de zwart wit poeder. Altijd! Al zit er allang een groenteboer in het pand. Als ik bij het speelplein felle kinderstemmen ontwaar krimp ik in elkaar. Die keer ook. Het is onbetwist een pavlovse reactie en die gedachte kalmeert. Toch grijpt het me. Steeds opnieuw. Ik schoot daarom snel de eerste de beste detailhandel binnen en kocht drie Bic-pennen voor een euro. Mama kon trots zijn en snel liep ik weer terug naar het ouderlijk nest.
Ik stak net de sleutel in het slot van de voordeur en, geloof het of niet, wie kwam daar toevallig de trap aflopen? Bert! Bert is mijn oude buurjongen die nog steeds bij zijn verstandelijk-beperkte ouders woont. Precies onder mijn moeder's flat. In het verleden hebben we heel wat overlast ervaren van dit gezin. Vooral omdat de vader van het gezelschap dacht opera-zanger te zijn. Wat niet zo was. Ik opende de deur. 'Hee, Bert, jongen. Alles goed met jou?' Ik klopte joviaal zijn schouder. Hij glom. 'Goed ja' glimlachte hij; 'dus..'
'Nee, dus niets,' gebood ik mij te zeggen; 'ik ben bij mijn moeder op bezoek. Moest even een, eh, boodschap doen, dusse, beetje haast.'
Ik geef grif toe: erg vriendelijk was ik niet. Maar als Bert dus "dus" zegt, weet ik wat er komt. En daar heeft niemand iets aan. Oeps, doe ik het weer!
Misschien begrijp je het beter als ik je vertel dat een van mijn laatste echte ontmoetingen met Bert, jaren geleden alweer, uitliep op een emergency-zaak van allure. Voor ik het wist stond ik in het appartement onder het onze, of beter, onder mijn moeders woning, een sondevoeding-slang uit zijn vader's neus te trekken omdat die, volgens onze paniekerige Bert, leek te stikken. Even later bleek het een simpele slik-reflex te zijn geweest en had ik ondertussen al wel een half portie verteerde sonde-voeding over me heen gekregen en een trauma voor het leven opgedaan. Ik wilde vroeger altijd in de zorg werken, daar was ik gelijk klaar mee. En met Bert eigenlijk ook. Bert heeft dat nooit goed aangevoeld. In de loop der tijd is toen uit beleefdheid dit repeterende toneelstukje ontstaan. We kwamen elkaar nu eenmaal weleens tegen.
Ik rende de trap op naar boven om me aan het drama te onttrekken maar hij riep me na: 'He, ik hoorde even geleden een doffe dreun boven, wasda?' Als een lodderig varken, wachtend op vreten, keek hij mij wazig-vragend aan. 'Dat was mijn moeder Bert,' reageerde ik geïrriteerd, 'ze viel zojuist dood neer, nou goed?' Ik klom verder naar boven, zijn geschrokken hoofd negerend. 'Dood?' murmelde hij. Wist ik veel dat ik Bert onbewust als eerste inlichtte over iets wat ik zelf nog niet weten kon. Dat ik op dat moment een ziener bleek, drong heel veel later pas tot mij door, en niet op het moment dat ik haar daadwerkelijk aantrof. Levenloos.

Op haar begrafenis is er bijna niemand op komen dagen. Ook Ellie niet, mijn zus en de veroorzaakster van mama's laatste woede-aanval. Ik heb haar nog verteld dat ma redelijk reageerde op het nieuws dat zij nu een Antilliaanse vriend heeft, omdat de waarheid te pijnlijk zou zijn. Maar ook omdat ik geen enkele behoefte had om na te trappen. Ik heb Ellie zelfs verteld, hoe onwaar, dat mama blij voor haar was en graag inging op de vraag om mee te betalen aan de verloving die in Willemstad moest plaatsvinden.
Toch was mijn zus er niet.
Ikzelf heb mij na het vinden van haar lichaam, het opruimen van braaksel, het bellen van de politie en het geruststellen van Bert -en de hele santenkraam die in werking treed na een overlijden- uit eigenbelang verzoend met mama. Of, eerlijk gezegd, met vanille-mama. Alleen over haar zal ik nog vertellen. Over hoe zij ooit rook en lachte. De rest fantaseer ik er gewoon bij, of laat ik creatief weg. Zij, wordt mijn geheim!



4 opmerkingen:

  1. Leuk verhaal! Ik vroeg mij af eerst waar het heen ging, waar Bert in het verhaal paste (leek eerst twee aparte verhaallijnen) en met een mooie twist en afsluiter. Woorden als odeur en zeker vibrissae zou ik niet gebruiken.

    En mooi dat je nu ook kan reageren zonder gedoe.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ok, odeur vind ik wel mooi, vibrissae heb ik gebruikt omdat het mooier in de zin past en ook omdat ik het leuk vind om mensen hun woordenboek te laten pakken. :-). Ik vond neushaar zo lelijk.. I.e.g bedankt voor je reactie. Gr John

    BeantwoordenVerwijderen